afb.
Proost! Oei. Te hard geklonken en kan kapot… Misschien dat dit een drinkebroer –zoals bijvoorbeeld geschilderd door Adriaen van Ostade - ergens tegen het midden van de 17e eeuw in ’s-Hertogenbosch overkwam. En dat dus de kapotte kan werd weggegooid bij het afval. Om zo’n 350 jaar later door archeologen te worden teruggevonden. We weten het niet. Wat we wel weten, is dat deze kan met zeker een tiental andere werd gevonden in een afvalkuil tussen de resten van het voormalige Minderbroedersklooster. De kannen zijn gemaakt van zogenaamd ‘steengoed’, aardewerk dat in het Rijnland werd gefabriceerd, en daterend uit grofweg de eerste helft van de 17e eeuw.
Herberg in een kloosterHet Minderbroedersklooster lag in het oudste deel van de stad, net achter de Markt aan wat nog steeds de Minderbroederstraat heet. Het klooster was ontruimd na de inname van de stad in 1629 door de Staatse troepen onder leiding van stadhouder Frederik Hendrik. Immers, alle monniken hadden toen de stad moeten verlaten en het kloostercomplex was voor andere doeleinden in gebruik genomen.We nemen aan dat er tussen 1629 en 1641 (onder andere) een herberg in was gevestigd. Want naast de resten van de kannen werd in het afval ook een groot aantal dobbelsteentjes gevonden, en dierlijk botmateriaal dat als slachtafval wordt geïnterpreteerd: zaken die prima passen bij het vertier in een herberg. Maar vooral het feit dat het merendeel van de kannen is voorzien van een zogenoemde ‘pegel’, maakt het waarschijnlijk dat dit de resten zijn van de inboedel van een herberg.
Pegel als waarmerkIn de hals van de kannen is een gaatje geboord. Door dat gaatje is een staafje lood gestoken dat zowel aan binnen- als aan buitenzijde is afgeplat, zodat het lood blijft zitten. Deze loden – die ‘pegels’ worden genoemd - zijn een waarmerk dat de kan een correcte standaard-inhoudsmaat heeft. Zo wist de klant zeker dat hij ook inderdaad de bestelde hoeveelheid drank kreeg!
In het geval van deze kannen was dat waarschijnlijk één ‘mengel’ (ca. 0,75 liter). En één mengel was weer twee ‘pinten’. Mengel en pint zijn namelijk inhoudsmaten van voor de invoering van het metrieke stelsel in het begin van de 19e eeuw. De vondst van zoveel gepegelde kannen wijst dus eerder in de richting van een herberg dan van een gewoon huishouden.
IJkmerkAan de buitenkant is in de pegel een teken geslagen. Bij deze kan is dat nog goed te zien; van de andere kannen is spijtig genoeg het lood te zeer verweerd om er nog iets in te herkennen. Het ingeslagen teken is het ijkmerk van de ijkmeester die de kan heeft gecontroleerd. Deze ijkmeester was een functionaris in dienst van de stad.In het archief van Erfgoed ’s-Hertogenbosch zijn veel gegevens te vinden die te maken hebben met de praktijk van het ijken. Zo waren er in de 17e eeuw drie ijkmeesters gelijktijdig in functie, voor (onder andere) de ‘droge waren’ -die gewogen werden- en voor de ‘natte waren’ – gemeten met inhoudsmaten. Zij merkten elk met hun eigen teken, maar hun tekens werden bewaard ten stadhuize in een kist met drie sloten. Elke ijkmeester had de sleutel van één slot, zodat ze alleen gedrieën konden ijken. Daarmee werd de kans op fraude verkleind...
Onderzoek naar ijkmeestersDe ijkmerken werden niet alleen op de pegels aangebracht, maar ook op de gewichtjes die geijkt werden. Daarvan zijn er in de bodem van ’s-Hertogenbosch en omgeving honderden gevonden. Onderzoek daaraan heeft een hele chronologie van ijkmerken opgeleverd, maar ook de mogelijkheid om een aantal tekens toe te schrijven aan ijkmeesters die uit de archieven bekend zijn (zie ‘Bossche kleintjes…’, Nijhof/Van de Vrie, in: ‘Putten uit het Bosche verleden’, ’s-Hertogenbosch 2012).Zo is het merk van deze kan – de Boschboom als teken van de stad ’s-Hertogenbosch met daarnaast de letters ‘W’ en ‘A’ – geïdentificeerd als dat van Willem Adriaensz. Wijnen. Vermeldingen van hem als ijkmeester dateren tussen 1627 en 1642.
Herberg opgedoektDeze datering komt mooi overeen met de datering van het aardewerk en de gereconstrueerde periode van bestaan van de herberg tussen 1629 en 1641. Na dit laatste jaar namelijk wordt het voormalige klooster verkocht aan particuliere projectontwikkelaars, die het complex deels slopen en deels verbouwen. Het lijkt aannemelijk dat de herberg toen is opgedoekt en (het kapotte deel van) de inboedel is weggegooid. Daarmee lijkt het in ieder geval minder waarschijnlijk dat de kan gesneuveld is door een proostende drinkebroer... |
Eddy Nijhof en Dingenus M. van de Vrie, 'Bossche kleintjes en andere voormetrieke gewichten uit 's-Hertogenbosch' in: Putten uit het Bossche verleden (2012) 191